Middeleeuws Geervliet

| Bob Benschop

Gebouwd in een laatgotische stijl behoort de kerk van Geervliet tot de mooiste godshuizen die het eiland te bieden heeft. Zowel de omvang als de uitstraling herinneren aan de tijd dat Geervliet de belangrijkste plaats binnen de heerlijkheid Putten was. Omstreeks 1300 vestigde de heer van Putten hier zijn zetel, waarna het dorp een lange periode van voorspoed beleefde.

Nicolaas van Putten en Aleida van Strijen
Ten bate van hun zielenheil schonken Nicolaas van Putten en Aleida van Strijen grote bedragen aan de kerk. In 1305 stichtten zij vijf kapelanieën; uit de opbrengsten van de daaraan verbonden landerijen konden vijf kapelaans worden betaald. In 1308 verhief Nicolaas van Putten de kerk tot een kapittelkerk. Het groepje van tien kanunniken diende dagelijks missen op te dragen en andere liturgische verplichtingen te vervullen. Dat vergde een ruim opgezet koor, waar ook plaats moest zijn voor het altaar – de heiligste plek in de toenmalige katholieke kerk – en voor de nog altijd bestaande tombe van Nicolaas van Putten (…1311) en Aleida van Strijen (…1316) uit circa 1320. Daarom zal de oorspronkelijke kerk in de eerste helft van de veertiende eeuw zijn eerste grote verbouwing hebben ondergaan.

Voorspoed en teruggang
Geervliet profiteerde van de schepen die via de Bernisse en de Maas passeerden. Zo zorgden ze voor handel, maar er werd vanaf 1179 ook tol geheven voor de koopvaarders die de Bernisse wilden passeren. Daartoe moesten ze tot vijf procent van de waarde in goederen of geld afdragen. Om handelaren aan zich te binden, kregen sommigen tolvrijheid. Ook het verlenen van stadsrechten door de toenmalig heer van Putten Zweder van Abcoude op 4 april 1381 bevorderde de aantrekkelijkheid van Geervliet.

In de oorkonde waarmee Karel V in 1515 de stadsrechten bevestigde, werd gesproken over de bouwvallige staat waarin de kerk zich bevond; nieuwbouw was te verkiezen boven herstel. Spoedig daarna werd tussen de toren en het koor een nieuw schip gebouwd, gevolgd door een nieuw koor na 1540. Zo kreeg de kerk een totaal ander aanzicht.

Niet alleen het kerkgebouw onderging wijzigingen. In 1456 en in 1472 verzekerden respectievelijk Philips de Goede en Karel de Stoute het voortbestaan van de het kapittel met al zijn privileges, maar in 1561, twee jaar na de vorming van het bisdom Haarlem, werd van hogerhand besloten het kapittel naar Heiloo over te plaatsen. Ondanks vele protesten was dat was in 1571 een feit.

De stad zelf kreeg het ook zwaarder. De Bernisse raakte in toenemende mate verzand, zodat schepen een andere route kozen. De tol werd daarom verplaatst naar Dordrecht. Het stadje dat eens grote voorspoed kende, verloor een groot deel van zijn macht en aanzien.

Graftombe
De tombe van Nicolaas van Putten en Aleida van Strijen is eveneens verplaatst; van een prominente plek in het koor naar een nis in de zijmuur. Hoewel de tand des tijds zijn sporen heeft nagelaten, is het een prachtig kunstwerk; Nicolaas is afgebeeld als ridder, gekleed in maliënkolder en wapenrok, uitgerust met schild en zwaard. Helaas zijn de hoofden van beide figuren niet meer oorspronkelijk, deze zijn ooit later aan de tombe toegevoegd. De tombe was oorspronkelijk met kleurrijke verf geschilderd en de lege nisjes in de zijkant voorzien van kleine pleurants (rouwfiguren).

Staande voor dit eeuwenoude kunstwerk in een monumentaal gebouw, waan je je even in middeleeuws Voorne-Putten. Bekijk hier het steekarchief van Voorne-Putten.